Geschiedenis
De pastorie van de Sint-Niklaasparochie en haar omringende tuin reflecteren maatschappelijke en religieuze ontwikkelingen die tussen de 17de en 21ste eeuw plaatsvonden. De grond voor een nieuwe pastoorswoning werd in 1630 geschonken door de heer van Perk, Frederik de Marselaer, omdat de oude pastorie ondanks meervoudige verbouwingen te bouwvallig geworden was. Als gevolg van nieuwe wetten over de (ver-) bouw en onderhoud van pastoorswoningen werd de pastorie in de 18e en 19e eeuw verder verbouwd en uitgebreid. Dankzij de verschillende toegepaste materialen en bouwstijlen is die geschiedenis nog goed afleesbaar in het gebouw.
Kaart 1: Details van het perceel met de pastorie uit de Ferrariskaart, 1771-1778.
17e eeuwse oorsprong
De eerste pastorie van 1631 betrof een bescheiden boerderijachtige woning van één bouwlaag onder een zadeldak, gebouwd haaks op de weg. De eigendom was verder voorzien van een “stallinge, coolhoff , boomgaerde” en een poort. De twee parallelle zijvleugels die haaks op de straat ingeplant staan dateren uit deze oudste fase. De noordelijke vleugel bezit nog muren met twee van de vier oorspronkelijke muurankers die naar het bouwjaar 1631 verwijzen, en een statige kelder met kruisgewelven.
Foto 2: Zicht op oostelijke achtergevel, 1978 (Beeldbank Onroerend Erfgoed)
18e eeuwse uitbreiding
Rond het midden van de achttiende eeuw breidde de pastorie uit met een nieuwe vleugel, dwars op het zeventiende-eeuwse gedeelte, zodat de woning haar huidige L-vormige plattergrond kreeg. Samen met de losstaande vleugel van de stal en schuur omsloot het geheel een voortuintje of-plein. Zo kreeg het perceel haar kenmerkende 'entre cour et jardin'-opbouw, naar het voorbeeld van de stadspaleizen van de Frans aristocratie.
De plattegrond van het “nieuwbouw”gedeelte is een dubbelhuis (dat is een gebouw waarvan de kamers geordend zijn langs beide zijden van de centrale toegangsas), typisch voor pastorieën uit deze periode, waarbij meer dan voorheen aandacht werd geschonken aan de scheiding tussen publieke en private vertrekken. Achter de voordeur schuilt een gang die tot de achtergevel reikt en toegang verschaft tot de grote achterliggende tuin. De gang scheidt zo een ontvangstkamer aan de rechterkant, en een bureau en aansluitende werkkamer aan de linkerkant.
In de oude vleugel waren de private woonvertrekken ondergebracht: een leefruimte en keuken. Op de eerste verdieping bevonden zich slaapkamers, en vermoedelijk ook een appartement voor de onderpastoor of voor bezoekers.
Hoewel de stijl op dit moment nog niet helemaal in de private dorpsarchitectuur was doorgedrongen, is in de nieuwe hoofdvleugel toch al enige invloed van het Franse classicisme merkbaar, bijvoorbeeld in de kroonlijst of de Franse ramen (waarbij de vleugels een horizontale en het bovenlicht een verticale roedeverdeling bezitten, zoals goed te zien op de foto met pastoor zittend op de binnenkoer). In het interieur van de publieke vertrekken zijn dan weer classicistische details vermengd met rococo-elementen zoals de marmeren vloeren, trap, het stucwerk op de plafonds en schouwboezems en muurschilderingen. De private leefruimte en keuken waren soberder ingericht.
Foto 3: Zicht in noordelijke richting op de pastorietuin en-woning, 1978 (Beeldbank Onroerend Erfgoed)
19e en 20ste eeuwse aanpassingen
In 1853 vond een derde belangrijke bouwfase plaats. Met resterend bouwmateriaal, oorspronkelijk aangekocht voor de uitbreiding van de parochiale Sint-Niklaaskerk, werd de 17de-eeuwse pastorievleugel gedeeltelijk vernieuwd en uitgebreid. De uitbreiding betrof een kelder met bakstenen troggewelven, zolderkamers en op de gelijkvloerse verdieping een berging en wasplaats. Langs de Tervuursesteenweg verscheen eveneens een opmerkelijke bakstenen afsluitingsmuur met toegangspoort.
Tijdens de twintigste eeuw vonden geen grote verbouwingen of uitbreidingen plaats, maar gebeurden hier en daar kleine ingrepen door de wijzigende woonnormen en toenemende comforteisen.
Foto 4: Zicht op binnentuin, 1978 (Beeldbank Onroerend Erfgoed)
De pastorietuin
Net zoals bij andere pastoorswoningen hoorde ook bij de pastorie van Perk een grote afgesloten tuin. Het is onduidelijk hoe deze tuin er in de 17de eeuw uitzag, maar waarschijnlijk bestond er al een voorloper van de 18e-eeuwse formele tuin. Volgens historische kaarten zou de tuin in de tweede helft van de 18de eeuw een kruisvormige aanleg met moestuinen en grasperken vertonen, zoals wel vaker in pastorietuinen. Uit de beschrijving in het primitief kadaster van 1830 blijkt dat de pastorietuin deels dienst deed als bloemenhof en lusttuin waar de pastoor kon ontspannen.
Toch was het merendeel van de tuin nog steeds ingericht als moestuin en boomgaard, die tot in de 19de eeuw en 20ste eeuw zorgden voor voedsel op de tafel van de pastoor.
Foto 5: Bouwchronologisch plan met aanduiding van de historische en waardevolle bomen
Foto 6: Grondplannen van gelijkvloers en eerste verdieping, 1977(Gemeentearchief Steenokkerzeel)